Ik zou willen schreeuwen. Ik zou korte metten willen maken . Ik zou, ik zou. Tranen wellen op. In mijn buik heeft zich een bal gevormd van woede, frustratie en machteloosheid. De bal zoekt een weg naar buiten. Ik adem een keer krachtig uit in een poging te ontladen. Het helpt niet. Woede en verdriet. Om al het leed, al het onrecht. Directe aanleiding zijn de beelden van baby-olifantjes die gescheiden worden van hun moeder om na vreselijke mishandelingen in de toeristenindustrie te werken. De beelden vermengen zich met de beelden van een welpje met gebroken poten zodat hij op de foto kan met kinderen, van gillende mishandelde varkens in een slachthuis, van kinderen die op straat leven, van mensenhandel, van verbrande dieren in de Amazone, van vleesmarkten in China, van volkeren die ontdaan worden van hun leefomgeving en zelfbeschikking, van alle vormen van uitbuiting. Mijn maag draait zich om. Ben ik een teer zieltje in jouw ogen? Misschien, maar is dat slecht dan? Willen we liever dat iedereen gehard in de wereld staat? Is dat het doel van onze mensheid? Worden we daar dan beter van? Als ik door de supermarkt loop, zie ik geen schap met vlees en speklapjes. Ik zie uitgebuite en mishandelde dieren. Ik zie de gekwetste en verdrietige blik van een blauw geslagen varken. Intelligente wezens die onaanvaardbaar leed wordt aangedaan. Als ik een doosje eieren zie, zie ik diep ongelukkige kapot gepikte kippen en duizenden donzige gele kuikenhaantjes die met een veegmachine verzameld worden om levend de vernietiger in gaan of levend in plastic zakken de verstikkingsdood tegemoet gaan. Ik ben het zo vreselijk zat om te zien hoe het menselijke ras, ontdaan van enige vorm van menselijkheid, de wereld en haar bewoners uitbuit en exploiteert. Ik ben het zo zat om te zien hoeveel leed wij denken anderen aan te mogen doen. De arrogantie en zelfingenomenheid. Zo heeft God (of welke God dan ook) het niet bedoeld. Als ik God was zou ik een meteorenregen laten neerdalen, een tsunami over land sturen, een onheilspellende ziekte door de wereld laten gaan, de wereld in brand zetten tot de boodschap door zou komen. In al onze zogenaamde intelligentie en arrogantie zijn we voorbij gegaan aan waar het allemaal om draait. Maar wat moet ik doen? Wat kan ik doen? Wat zou mijn God willen dat ik doe? Soms zou ik alles achter willen laten en me verstoppen in een hoekje van de wereld. Er zijn mensen die dat doen. En geef ze eens ongelijk. Maar zo dapper als zij zijn, ben ik niet. Misschien als ik geen gezin zou hebben, misschien, heel misschien zou ik het dan aandurven. Ergens een eigen paradijs scheppen. Met alles wat erbij hoort, ja de slang ook. Er is overal wel wat, maar de wereld zoals wij deze nu hebben ingericht voelt niet als de mijne. Hier wil ik geen deel van uitmaken. Maar ook ik maak me ongetwijfeld schuldig aan vormen van misbruik. Milieuvervuiling met mijn auto, hoewel ik zo veel mogelijk fiets. Energieverbruik, hoewel ik wel groene stroom koop. Levensmiddelen, plastic verpakkingen, hoewel ik biologische groenten koop en mijn eigen herbruikbare groentenzakjes gebruik. Meubels, koelkast en nog veel meer zaken die schadelijk zijn in het productie- en afbraakproces. Maar ik doe mijn best en ik zal nooit of te nimmer iets kopen of doen waarvan ik weet dat anderen ervoor hebben moeten lijden. Maar er zijn ongetwijfeld zaken waar ik geen weet van heb en onbewust bijdraag aan het leed dat daarmee gepaard gaat. Maar is onwetendheid nog wel een excuus in deze tijd? Het niet weten? Het “wir haben es nicht gewusst”. In deze tijd van internet en het wereldwijde web? Is het niet gewoon onze verantwoordelijkheid om het wél te weten? In al onze arrogantie en ontwikkeling mogen we dat toch niet meer als excuus gebruiken? We sluiten onze ogen voor wat we niet willen weten. Voor wat ons even niet uitkomt. We sluiten onze ogen voor wat we zouden moeten zien als we onze verantwoordelijkheid nemen. En wee degene die ons probeert wakker te maken. De klokkenluider. Die ons met onze neus op de feiten drukt. Want misschien, heel misschien moeten we ons speklapje dan laten liggen. En dat ritje op de rug van een olifant in Thailand overslaan. Of de auto laten staan als we boodschappen gaan doen op de hoek. Ik zou willen schreeuwen, samen met al die anderen die opkomen voor de belangen van de wereld. Ik zou met een zwaai alle ellende van de wereld willen vegen en alle veroorzakers erbij. Als ik God was...
Als ik God was...
Bijgewerkt op: 30 jun 2020
Comentarios